Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van avas, en dat de naheffingsaanslagen en de boetes terecht zijn opgelegd. X bv heeft namelijk onvoldoende maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de auto op zo'n wijze zou worden gebruikt, dat voldaan wordt aan de voorwaarden van art. 1 lid 2 Wet MRB. Het gelijk is aan de inspecteur.

X bv handelt in auto's en beschikt over een handelaarskenteken. In januari 2012 wordt op drie dagen geconstateerd dat steeds met dezelfde auto, die tot de handelsvoorraad van X bv behoort, gebruik is gemaakt van de openbare weg zonder een handelaarskenteken te voeren. Naar aanleiding van deze constateringen legt de inspecteur MRB-naheffingsaanslagen op over een periode van twaalf maanden. Tevens legt hij een boete van 100% op. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de naheffing over een tijdsduur van twaalf maanden een dusdanig afschrikwekkend en bestraffend karakter heeft, dat deze moet worden aangemerkt als een 'criminal charge'. Het hof vermindert de naheffingsaanslagen daarop naar € 1050 en vernietigt de boete, omdat er sprake is van een dubbele bestraffing. De Hoge Raad oordeelt dat het in art. 69 lid 2 Wet MRB bepaalde moet worden gekenschetst als een praktische maatregel. Deze bepaling strekt er volgens de Hoge Raad toe om de uitvoerbaarheid te bevorderen. Door deze bepaling komt de bewijsnood die ontstaat in situaties waarbij geen handelaarskenteken wordt gevoerd voor risico van de belastingplichtige. De Hoge Raad stelt vervolgens vast dat de niet punitieve strekking van deze bepaling zozeer overweegt dat niet kan worden gesproken van een ‘criminal charge' in de zin van art. 6 EVRM. Vervolgens merkt de Hoge Raad op dat er geen sprake is van een dubbele bestraffing, en dat derhalve een boete kan worden opgelegd. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van avas, en dat de naheffingsaanslagen en de boetes terecht zijn opgelegd. Het hof honoreert hierbij niet de stelling van X bv dat de auto zonder haar toestemming en buiten haar medeweten is gebruikt door chauffeurs die regelmatig trucks bij haar komen ophalen. Volgens X bv waren de chauffeurs in de veronderstelling dat de auto privé-eigendom was van haar dga. Het hof brengt hier tegenin dat X bv onvoldoende maatregelen getroffen heeft om ervoor te zorgen dat de auto op zo'n wijze zou worden gebruikt, dat voldaan wordt aan de voorwaarden van art. 1 lid 2 Wet MRB. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 69

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 7 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen