Hof Den Haag beslist dat geen belastingrente wordt berekend over perioden waarin de Belastingdienst al beschikte over het geld van een tot nihil verminderde voorlopige aanslag.

X bv betaalt belasting op een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting. Deze aanslag wordt nadien verminderd tot nihil. De daaruit voortvloeiende teruggaaf is pas verrekend met de op de definitieve aanslag verschuldigde belasting. De inspecteur berekent bij het vaststellen van de definitieve aanslag belastingrente over het gehele daarop verschuldigde belastingbedrag. Daarbij wordt geen rekening gehouden met het bedrag dat al op de voorlopige aanslag was betaald en dat nog op de bankrekening van de Belastingdienst stond. In geschil is of dit terecht is.

Hof Den Haag refereert aan een tweetal door middel van een Wob-verzoek gepubliceerde verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht van de Belastingdienst. Daaruit leidt het hof af dat de Belastingdienst in de periode van de aanslagregeling in kwestie het beleid voerde dat geen belastingrente wordt berekend over perioden waarin de Belastingdienst al beschikte over het geld. X bv kan zich op het vertrouwensbeginsel beroepen en mag erop rekenen dat geen belastingrente wordt berekend over het deel van de verschuldigde belasting dat reeds op de rekening van de Belastingdienst stond. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc

Algemene wet inzake rijksbelastingen 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 30 november

Carrousel: Carrousel

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen