Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de uitkeringen van X en haar echtgenoot hoger zijn dan 95% van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Het beroep op betalingsonmacht is terecht afgewezen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X ontvangt een voorlopige teruggaaf van € 2203 voor haar algemene heffingskorting. Later legt de inspecteur een definitieve aanslag op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8100, zijnde de helft van de IOAW-uitkering van haar echtgenoot die aan X is uitbetaald. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het verzoek van X om ambtshalve herziening van de aanslag terecht afgewezen. De helft van de uitkering van de echtgenoot is bij X belast en hierdoor is haar recht op uitbetaling van algemene heffingskorting komen te vervallen. X doet in hoger beroep voor het griffierecht van € 136 vergeefs een beroep op betalingsonmacht. X en haar partner ontvangen namelijk maandelijks een IOAW-uitkering van € 1493 netto. X komt in verzet.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2024/15.1.4) oordeelt dat de uitkeringen van X en haar echtgenoot hoger zijn dan 95% van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande, zijnde € 1046 (1 juli 2022). Het beroep op betalingsonmacht is dus terecht door de griffier afgewezen. Het griffierecht is niet betaald, zodat de niet-ontvankelijkheidverklaring alleen nog achterwege kan blijven als X niet in verzuim is geweest. Er zijn echter geen omstandigheden aannemelijk geworden die daarop duiden. Het verzet van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 11 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag