De heer X is autohandelaar. Hij voert regelmatig auto's in en mag per kalendermaand BPM-aangifte doen. Op 3 juli 2009 heeft X over juni 2009 voor diverse auto's aangifte gedaan. Op 29 juli 2009 dient X een gewijzigde aangifte in ter zake van dezelfde auto's, maar naar een lager bedrag. Op 18 augustus 2009 constateert de inspecteur dat de verschuldigde BPM nog niet is voldaan. Op 31 augustus 2009 kondigt de inspecteur daarom een naheffingsaanslag aan. Bij brief van 7 augustus 2009 was X al in bezwaar gegaan. In geschil is of het bezwaar terecht ongegrond is verklaard.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. X had de verschuldigde belasting namelijk niet op aangifte voldaan, zodat in zoverre nog geen rechtsingang was ontstaan. X heeft pas betaald nadat de naheffingsaanslag is opgelegd. Aangezien X ten tijde van het indienen van het bezwaar redelijkerwijs niet kon menen dat de aanslag al was opgelegd, is het bezwaar ook in zoverre niet-ontvankelijk. De inspecteur heeft nagelaten het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, zodat het beroep van X gegrond is. Aan een inhoudelijke beoordeling wordt dus niet toegekomen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:10
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 8 maart