De Hoge Raad oordeelt dat als procespartijen het in cassatie erover eens zijn dat een rechtbank of een hof één of meer klachten of grieven van een van die partijen – anders dan die rechtbank of dat hof heeft gedaan – had moeten honoreren, dit op zich niet betekent dat de uitspraak van die rechtbank of dat hof zich met betrekking tot die grieven voor vernietiging leent.

X BV doet in 2017 BPM-aangifte voor een Mercedes-Benz ML 250 Bluetec 4Matic met schade. Volgens het bijgaande taxatierapport is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 27.400. Na controle door Domeinen stelt de inspecteur dat de taxatiewaarde te laag is. Voor de naheffing gaat de inspecteur uit van een in de koerslijst van XRAY vermelde handelsinkoopwaarde van € 42.027 in onbeschadigde staat en brengt hierop de schade in mindering. Voor de rechtbank stelt X BV voor het eerst dat zij de taxatie van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat wil baseren op de koerslijst van EurotaxGlass’s met bijstellingen wegens ‘marktsituatie’ en ‘marktsituatie handelaar’. De inspecteur gaat daarmee akkoord, alsmede met het toepassen van een extra leeftijdskorting. Volgens Hof Den Haag is er geen reden om de aanslag verder te verlagen en X BV krijgt ook geen vergoeding van haar bezwaarkosten. In cassatie stelt X BV dat de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag ook de factoren ‘marktsituatie’ en ‘marktsituatie handelaar’ als waardedrukkende factoren in aanmerking had moeten nemen. De staatssecretaris onderschrijft dit standpunt in zijn verweerschrift.

De Hoge Raad oordeelt dat als procespartijen het in cassatie erover eens zijn dat een rechtbank of een hof één of meer klachten of grieven van een van die partijen – anders dan die rechtbank of dat hof heeft gedaan – had moeten honoreren, dit op zich niet betekent dat de uitspraak van die rechtbank of dat hof zich met betrekking tot die grieven voor vernietiging leent. In cassatie moet namelijk zelfstandig worden onderzocht of de klacht van X BV, uitgaande van de vastgestelde feiten, tot vernietiging van de uitspraak van het hof moet leiden. Als de inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag blijft uitgaan van de keuze van de belastingplichtige voor het toepassen van de taxatiemethode – zoals in dit geval –, dan volgt uit HR 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:310, rechtsoverwegingen 3.2.2 tot en met 3.2.6, dat de inspecteur de hiervoor bedoelde factoren niet uit eigen beweging hoeft toe te passen. Het cassatieberoep van X BV is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Algemene wet inzake rijksbelastingen 29e

Wet op de rechterlijke organisatie 79

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 10 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

739

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen