Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de Gemeente Meierijstad ter zake van de verhuur van de muziekruimte met installatie in het culturele jongerencentrum en de verkoop van barconsumpties als btw-ondernemer handelt, zodat in zoverre geen recht bestaat op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
De Gemeente Meierijstad heeft voor 2010 een beschikking BTW-compensatiefonds gekregen van € 2.226.676. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verhoogt de beschikking tot € 2.226.791. De gemeente stelt in hoger beroep dat zij voor de investeringen in een pand waarin een cultureel jongerencentrum is gevestigd ook een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds moet krijgen. De meeste activiteiten in het jongerencentrum zijn gratis, maar voor het gebruik van de muziekruimte met installatie moet een vergoeding van € 25 per dag worden betaald. Voor de barconsumpties moet de kostprijs worden betaald. De investeringen hebben betrekking op geluidsisolatie en energiebesparing. In hetzelfde gebouw zijn ook het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en Vluchtelingenwerk gevestigd.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N Vandaag 2019/1513) oordeelt dat de gemeente ter zake van de verhuur van de muziekruimte met installatie in het jongerencentrum en de verkoop van barconsumpties als btw-ondernemer handelt, zodat in zoverre geen recht bestaat op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds. De overige activiteiten zouden zijn vrijgesteld als zij door een ondernemer worden verricht. Het recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds is daarom ook voor het overige uitgesloten. Het beroep van de gemeente is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op het BTW-compensatiefonds 4