Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur niet tegen beter weten in of in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld, ondanks het na bezwaar alsnog accepteren van het stamrecht en de pensioenregeling.

X bv voert een stamrecht- en pensioenverplichting uit jegens X (belanghebbende). Beide uitkeringen worden aangepast op basis van het beleggingsresultaat en de nieuwe sterfteverwachtingen. Volgens de inspecteur is deze variabilisering niet toegestaan en beide aanspraken worden daarom geheel tot het loon gerekend. De navorderingsaanslag van X wordt na bezwaar verminderd tot nihil. Voor het stamrecht wordt de variabilisering namelijk alsnog geaccepteerd en de pensioenaanspraak is gewijzigd, waarbij de variabilisering ongedaan is gemaakt. Volgens Rechtbank Den Haag is het begrijpelijk dat X schrok van de aanslag, maar dat maakt het nog geen ambtsmisdrijf. De bezwaarfase is juist bedoeld voor een heroverweging en dat heeft hier plaatsgevonden. Er is een afdoende bezwaarkostenvergoeding van € 783 toegekend. In hoger beroep eist X materiële en immateriële schadevergoedingen en een integrale proceskostenvergoeding.

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet tegen beter weten in of in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld. Er is dus geen sprake van een bijzondere omstandigheid, die noodzaakt tot afwijking van de forfaitaire proceskostenregeling (vgl. HR 4 februari 2011, 09/02123, V-N 2011/10.7). De aanslag is bij uitspraak op bezwaar al verminderd tot nihil, zodat er geen fiscaal belang meer is. Het beroep van X is ongegrond. De verzoeken om vergoeding van de materiële en immateriële schade worden afgewezen. Als X in weerwil van het bepaalde in de Awb toch een schadevergoeding wil, dan zal hij zich tot de civiele rechter moeten wenden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 2 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen