Belanghebbende, de heer X, koopt van een handelaar een uit België geïmporteerde Opel Meriva 1.4 Turbo Cosmo voor € 7.077 exclusief btw. Volgens zijn BPM-aangifte uit maart 2014 heeft de auto een handelsinkoopwaarde van € 3.903, zijnde de koerslijstwaarde van € 11.075 verminderd met schade van € 7.172. Er is later slechts € 98 aan poetswerk, € 60 aan uitdeukwerk en € 37 voor uitlijnen aan verricht. X voldoet € 673 aan BPM. X verkoopt de auto door aan een handelaar voor € 9.621 exclusief btw. De inspecteur stelt dat X opzettelijk een te lage inkoopwaarde heeft aangegeven. In geschil zijn de BPM-naheffingsaanslag van € 1.242, alsmede de 50% vergrijpboete.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat X, als professionele autohandelaar, of de door hem ingeschakelde taxateur, wist of zich ervan bewust moet zijn geweest dat door de aangifte te weinig BPM zou worden geheven. Dit volgt uit de ingewikkeldheid van de jurisprudentie ten aanzien van ingevoerde schadeauto's. X maakt niet aannemelijk dat de auto normale gebruiksschade of extra schade had. In goede justitie wordt wel een aftrek van € 750 verleend omdat de auto intensief als huurauto was gebruikt. Bij de bepaling van de bruto BPM moet voorts rekening worden gehouden met een BPM-vrij bedrag van € 50 ter zake van verzekeringskosten in de netto-catalogusprijs. De aanslag wordt aldus verlaagd naar € 1.109. Aangezien het niet aan (voorwaardelijke) opzet van X is te wijten dat te weinig BPM is betaald, wordt de boete vernietigd. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 8 augustus