Belanghebbende, mevrouw X, is gehuwd met de heer G. Zij zijn vanaf 1996 beschreven voor de IB en de VB. In hun aangiften zijn geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een rekening bij Van Lanschot Bankiers Luxemburg (VLB). Volgens de inspecteur blijkt echter uit Belgische renseignementen dat G wel houder is (geweest) van een rekening bij de VLB met een fors saldo. In het geautomatiseerde systeem Beheer van Relaties van de Belastingdienst (BVR-systeem) komt namelijk slechts één persoon met de achternaam en voorletters van G voor en deze persoon is gehuwd met X. In geschil zijn de diverse aan X opgelegde IB- en VB-navorderingsaanslagen, alsmede de verhogingen en vergrijpboetes (hierna: boetes). In de desbetreffende jaren had X een hoger persoonlijke inkomen dan G.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur met de BVR-match aannemelijk maakt dat G rekeninghouder bij VLB is (geweest). X had vanwege haar hogere persoonlijke inkomen de verplichting om zich op de hoogte te stellen van de door G genoten inkomsten- en vermogensbestanddelen. X heeft aldus niet de vereiste aangiften gedaan en de bewijslast wordt daarom omgekeerd. De ruwe schattingen van de inspecteur zijn echter niet in alle opzichten redelijk. De aanslagen worden conform diens uiteindelijke standpunt verlaagd. De boetes worden vernietigd, aangezien de inspecteur niet heeft gesteld dat X op de hoogte was van de door G aangehouden VLB-rekening. Er is daarom niet aannemelijk gemaakt dat het aan opzet van X is te wijten dat te weinig belasting is geheven (zie HR 13 juli 2012, nr. 11/01273, V-N 2012/39.5). De beroepen van X zijn deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 29 november