X exporteert twee auto's naar Polen en doet op 19 juli 2018 de betreffende BPM-teruggaafverzoeken. De registratie van de auto's in het Nederlandse kentekenregister is op 8 mei 2018 beëindigd. Pas in de bezwaarfase – op 20 september 2018 – overlegt X alsnog de geldige Poolse registratiebewijzen. In geschil is of de verzoeken terecht zijn afgewezen. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk, maar X krijgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel een immateriële schadevergoeding, een proceskostenvergoeding en de griffierechten terug. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X pas in tweede instantie de complete verzoeken heeft ingediend. Op dat moment was de dertienwekentermijn al verstreken, zodat de verzoeken terecht zijn afgewezen. De Nederlandse exportregeling is voorts niet strijdig met het EU-recht. De nationale wetgever mag de dertienwekentermijn namelijk als fatale termijn voorschrijven en deze termijn is lang genoeg om het recht op teruggaaf te effectueren. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 4a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 oktober