Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X aan het gesprek dat zijn taxateur met de medewerker van de Belastingdienst had gehad in redelijkheid het vertrouwen kon ontlenen dat geen naheffing zou volgen.

X doet op 11 januari 2018 BPM-aangifte voor een gebruikte Nissan Qashqai met schade. De auto is in Denemarken gekocht en had een km-stand van 38. De schade was ontstaan door een diefstal en er is € 817 aan BPM voldaan. Volgens de inspecteur is de auto nieuw en ongebruikt, zodat eind 2020 € 5569 is nageheven. X beroept zich op het vertrouwensbeginsel, omdat zijn taxateur in maart 2018 contact heeft gehad met een medewerker van de Belastingdienst. Deze medewerker bevestigde dat een aantal door diefstal beschadigde nieuwe auto's uit Denemarken als schade-auto's hadden te gelden. Er is bij X geen naheffing gevolgd voor twee andere auto's.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X aan het gesprek in redelijkheid het vertrouwen kon ontlenen dat er ook ten aanzien van de Nissan geen naheffing zou volgen. Gelet op de stand van de jurisprudentie op dat moment was geen sprake van een situatie waarin de taxateur had moeten beseffen dat de toezegging duidelijk in strijd was met een juiste wetstoepassing. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 december

Informatiesoort: VN Vandaag

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen