Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X door het verblijf van zijn echtgenote en dochter in Nederland hier zwaarwegende persoonlijke bindingen heeft en dus reeds vanaf dat moment in Nederland woont.

De heer X is sinds 2000 met zijn echtgenote en dochter woonachtig in Frankrijk. X woont vanaf juni 2011 in een huurhuis van de makelaar die de verkoop van hun Franse woning heeft begeleid. De echtgenote en dochter van X wonen vanaf in augustus 2011 in Nederland. Zij staan ingeschreven op het adres van een woning die X voor onbepaalde tijd huurt. X woont pas vanaf 1 november 2011 weer officieel in Nederland. In geschil is of X voor de invoer van een in april 2011 gekochte personenauto terecht BPM-vrijstelling claimt. De inspecteur wijst het verzoek van X af, omdat X zijn normale verblijfplaats reeds op 15 augustus 2011 naar Nederland heeft overgebracht en niet zoals X stelt pas op 1 november 2011. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat hij tot eind oktober 2011 daadwerkelijk in Frankrijk verbleef. Hof Amsterdam oordeelt dat X door het verblijf van zijn echtgenote en dochter in Nederland hier zwaarwegende persoonlijke bindingen heeft. Deze wegen niet op tegen de fysieke aanwezigheid van X in Frankrijk en het bezoek aan zijn cardioloog aldaar. Er is dus niet voldaan aan de voorwaarde dat de auto zes maanden in bezit is geweest in Frankrijk alvorens X zijn normale verblijfplaats naar Nederland heeft overgebracht. De vrijstelling is dus geweigerd. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 17 januari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen