De heer X start in 2009 een onderneming. Zijn intentie is om na zijn pensionering (2013) hieruit inkomen te genereren en tot die tijd de activiteiten te ontwikkelen. X wil tentoonstellingen organiseren in Vietnam met werk van Europese en Vietnamese kunstenaars. X schrijft daartoe diverse boeken en hij geeft lezingen en gastlessen in Nederland en op buitenlandse universiteiten. Vanaf 2009 zijn de omzetten laag en er worden slechts verliezen geleden. In geschil is primair de IB-aanslag over 2011. Hierbij is het aangegeven verlies uit onderneming van € 3.803 niet geaccepteerd. Aangezien X in de bezwaarfase niet is gehoord, wijst Rechtbank Gelderland de zaak terug naar de inspecteur. X wordt alsnog gehoord, maar de inspecteur blijft bij zijn standpunt. Daarna is het beroep van X ongegrond verklaard. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er gezien de lage omzetten en verliezen in 2011 en 2012 geen objectieve voordeelsverwachting is. Er is dus geen bron van inkomen. X heeft de onderneming na het opleggen van de aanslag over 2011 zelf eind 2013 beëindigd. De beëindiging is niet aan de inspecteur te wijten en deze is dus niet schadeplichtig. De inspecteur heeft niet onzorgvuldig gehandeld door – alvorens de aanslag op te leggen – geen contact met X zelf op te nemen. Er is terecht alleen contact opgenomen met de accountant die de aangifte had ingediend. Voor wat betreft de voorlopige aanslag over 2011 beroept X zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 januari