Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aftrek van voorbelasting is uitgesloten op de voet van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA). Dit geldt zowel voor het gebruik door (potentiële) relaties als door werknemers.

Belanghebbende, A bv, is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de btw. Haar kernactiviteit is de productie en montage van interieurs voor de particuliere en zakelijke sector. B bv is onderdeel van de fiscale eenheid en huurt zitplaatsen in een voetbalstadion. Gebruikers van de zitplaatsen kunnen een wedstrijd bijwonen, krijgen gratis consumpties en kunnen gebruik maken van de businessclub. In 2009 wordt onderzocht of B bv terecht aftrek van voorbelasting claimt van de btw die in rekening is gebracht over de huur van de zitplaatsen. In geschil is de vervolgens aan A bv opgelegde naheffingsaanslag.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aftrek van voorbelasting is uitgesloten op de voet van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA). Met betrekking tot het ter beschikking stellen van zitplaatsen aan (potentiële) relaties is namelijk sprake van het geven van relatiegeschenken of het doen van andere giften. Voor zover de directeur van B bv, de heer D, en zijn broer E (projectleider) gebruik maken van de zitplaatsen is sprake is van het gelegenheid geven tot ontspanning aan het personeel en ook dat valt onder het BUA. A bv stelt vergeefs dat op basis van het evenredigheidsbeginsel de huur moet worden gesplitst in een zakelijk (75%) en persoonlijk (25%) deel en dat het zakelijke deel wel aftrekbaar zou zijn. De jurisprudentie van het HvJ EU biedt ook geen aanknopingspunten voor twijfel aan de verbindendheid van het BUA. Het beroep van A bv is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen