X is een private GGZ-instelling. Het grootste deel van de verleende verslavingszorg wordt door zorgverzekeraars vergoed. X brengt haar cliënten ook een eigen bijdrage in rekening. In 2016 dient X suppleties in voor de jaren 2014, 2015 en de eerste helft van 2016. Na enige correspondentie met de inspecteur worden naheffingsaanslagen opgelegd, onder andere omdat blijkt dat X nagenoeg alle voorbelasting op de gemaakte kosten in aftrek brengt. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste hoogte zijn vastgesteld en of de in rekening gebrachte eigen bijdrage belast of onbelast is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de eigen bijdrage in rekening brengt als private bijdrage voor de behandeling. Hierdoor is aannemelijk dat de eigen bijdragen worden betaald voor de verslavingszorg. De door X verrichte verslavingszorg is vrijgesteld van BTW en ook bepaalde specifieke van de verslavingszorg te onderscheiden diensten blijven buiten de heffing van omzetbelasting. Verder is de rechtbank van mening dat de inspecteur slechts gedeeltelijk aannemelijk maakt dat X meer BTW over intracommunautaire prestaties verschuldigd is dan aangegeven, waardoor de naheffingsaanslag op dit punt te hoog is. X maakt niet aannemelijk dat zij meer recht op aftrek van voorbelasting heeft. De omzet van X bestaat slechts voor een klein deel uit belaste prestaties. Het beroep is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11