Belanghebbende, X, exploiteert een eenmanszaak en houdt de aandelen in A bv. Tijdens een in 2014 gehouden boekenonderzoek wordt vastgesteld dat er bij X geen administratie aanwezig is. In 2018 wordt wederom een boekenonderzoek bij X uitgevoerd. X geeft aan dat hij opnieuw geen administratie heeft gevoerd. Naar aanleiding van het laatste boekenonderzoek wordt aan X een BTW-naheffingsaanslag opgelegd over de jaren 2015 -2017. Volgens X is de aanslag echter te hoog omdat rekening moet worden gehouden met twee creditnota’s.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op BTW-teruggaaf in verband met de creditfacturen. Onduidelijk is namelijk op welke dienstverlening de creditfacturen zien en of er destijds BTW over is voldaan. Verder merkt het hof op dat X de facturen voor deze dienstverlening niet heeft overgelegd, dat niet is gebleken dat X ter zake van deze facturen een bedrag van € 20.000 of meer heeft ontvangen en dat ook niet is gebleken dat de uit dat bedrag gedestilleerde BTW in de naheffingsaanslag is meegenomen. Ook toont X niet aan dat sprake is van een prijsvermindering als bedoeld in art. 29 Wet OB 1968. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 maart