Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de btw-voorbelasting. X maakt niet aannemelijk dat zij prestaties onder bezwarende titel verricht.

Stichting B biedt begeleiding aan terminale patiënten. In 2013 worden stichting C en belanghebbende, stichting X, opgericht. C voor de fondswerving en X voor de realisatie en exploitatie van een hospice. Vervolgens wordt in 2014 - 2015 een pand gebouwd waarin D is gevestigd, een low care hospice. In geschil is of X recht heeft op aftrek van voorbelasting. Volgens de inspecteur heeft X geen recht op aftrek van voorbelasting, omdat B, C en X tezamen één prestatie verrichten, namelijk het exploiteren van een hospice, die vergelijkbaar is met de opvang in een verzorgingshuis dan wel verpleegtehuis. Op deze prestatie is volgens de inspecteur de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel c Wet OB 1968 van toepassing.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de btw-voorbelasting. Volgens de rechtbank maakt X namelijk niet aannemelijk dat zij prestaties onder bezwarende titel verricht. De rechtbank stelt daarbij vast dat er geen aanknopingspunten zijn te vinden dat X prestaties heeft verricht aan de gasten van het hospice of aan hun familie. Volgens de rechtbank wijst alles erop dat B deze prestaties heeft verricht. Volgens de rechtbank blijkt nergens uit dat X degene is die logies of eten en drinken verstrekt. Uit de statuten van B en X kan verder worden afgeleid dat X de stichting is die het vastgoed in eigendom heeft en beheert, en dat B de activiteiten ten behoeve van de gasten en de familie verricht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 5 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen