Dixons Retail plc sluit een overeenkomst met American Express Europe Ltd (AEE). Op grond van deze overeenkomst accepteert Dixons creditcards van AEE en betaalt AEE de prijs van de gekochte goederen, als de voorgeschreven procedures worden nageleefd. Dixons dient een verzoek om btw-teruggaaf bij de Britse fiscus in ter zake van kaarttransacties waarvan nadien is gebleken dat zij met frauduleus gebruikte kaarten waren verricht, maar waarvoor AEE aan Dixons de prijs van de goederen heeft betaald. Volgens Dixons is er namelijk geen sprake van een levering van goederen dan wel ontbreekt de tegenprestatie als er met valse creditcards wordt betaald. De Britse fiscus wijst het verzoek af. De Britse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat er ook sprake is van een ‘levering van goederen' in de zin van de Zesde btw-richtlijn als met een valse creditcard wordt betaald bij de aankoop van goederen. Het HvJ EU overweegt daarbij dat het begrip ‘levering van goederen' betrekking heeft op elke overdrachtshandeling van een lichamelijke zaak door een partij die de wederpartij ertoe machtigt daarover feitelijk als een eigenaar te beschikken. Tevens is er volgens het HvJ EU sprake van een ‘tegenprestatie' in de zin van de Zesde btw-richtlijn. Het HvJ EU overweegt hierbij onder andere dat het feit dat AEE de prijs van de goederen heeft betaald die Dixons heeft geleverd, niet tot de conclusie kan leiden dat die betaling niet de door Dixons voor de levering van die goederen ontvangen tegenprestatie vormt.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 22 november