Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv voor de door haar verrichte diensten op het gebied van bedrijfsmaatschappelijk werk geen recht heeft op de btw-vrijstelling voor sociale instellingen. X bv is namelijk niet aan te merken als een sociale instelling.

Belanghebbende, X bv, verricht, naast haar optreden als houdster en beheermaatschappij, activiteiten die bestaan uit het verzorgen van trainingen, coaching en consultancy op het gebied van management. Verder voert X bv ook bedrijfsmaatschappelijk werk uit. Voor het bedrijfsmaatschappelijk werk is de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) de voornaamste opdrachtgever van X bv. De feitelijke werkzaamheden op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk worden door A, een van de aandeelhouders van X bv, verricht. In geschil is of X voor de diensten op het gebied van bedrijfsmaatschappelijk werk recht heeft op toepassing van een btw-vrijstelling.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv voor de door haar verrichte diensten op het gebied van bedrijfsmaatschappelijk werk geen recht heeft op de btw-vrijstelling voor sociale instellingen. Volgens de rechtbank is X bv namelijk niet aan te merken als een sociale instelling. De rechtbank wijst er hierbij op dat de activiteiten van X bv niet alleen bestaan uit bedrijfsmaatschappelijk werk, maar ook uit andere, niet op het sociaal en/of cultureel gebied gelegen activiteiten. Dat het maatschappelijk werk wordt verricht door A, die als maatschappelijk werker staat geregistreerd in een landelijk register, acht de rechtbank niet van belang. Verder merkt de rechtbank nog op dat voor de door X bv verrichte activiteiten op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk geldt dat er sprake is van het uitlenen van personeel. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 7

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 20 juni

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen