Belanghebbende, X bv, bestaat uit drie ondernemingen. Een van de ondernemingen heeft een brokervergunning van de AFM en exploiteert een Smart Order Router. Een andere onderneming (E bv) exploiteert een multilaterale handelsfaciliteit. X bv koopt diensten in van Z voor de diensten die E bv verricht. In 2009 kiest X bv er voor om een marketplace for hire (M4H) van Z af te nemen. Hiertoe wordt een full exchange service-overeenkomst afgesloten. In geschil is of de diensten die X bv van Z ontvangt zijn vrijgesteld op de voet van art. 11 lid 1 onderdeel i ten tweede Wet OB 1968, als zijnde handelingen inzake effecten en andere waardepapieren, of als bemiddeling bij handelingen inzake effecten en andere waardepapieren. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de diensten die Z aan X bv verleent niet zijn aan te merken als handelingen inzake effecten en andere waardepapieren. De rechtbank overweegt hierbij onder andere dat Z een deel van de werkzaamheden uitvoert die X bv als exploitant van een handelsplatform dient te (laten) verrichten. Dit deel is te beschrijven als administratief en technisch (vooral gegevensverwerking met behulp van de door Z ontwikkelde software en infrastructuur). Vervolgens verwerpt de rechtbank ook het standpunt van X bv dat er sprake is van bemiddeling. Volgens de rechtbank kan de technische dienst die Z aan X bv verleent namelijk niet worden beschouwd als bemiddeling. Het enkele, via het systeem, matchen van vraag en aanbod kan volgens de rechtbank niet worden beschouwd als het bemiddelen bij de handel in effecten. De rechtbank acht hierbij van belang dat Z met geen enkele van de betrokken deelnemers contact onderhoudt. Niet van belang is dat de deelnemers gebruik maken van het systeem van Z om hun orders te plaatsen. De btw-naheffingsaanslag blijft in stand.
Hof Amsterdam oordeelt dat de transacties niet door Z tot stand worden gebracht. De diensten zijn dan ook niet vrijgesteld van btw. Het hof overweegt hierbij dat X bv, door de overeenkomsten die ze met Z heeft gesloten, een handelsplatform ter beschikking heeft gekregen. Op dit platform kan X bv voor de deelnemers transacties in effecten en derivaten uitvoeren. Het hof merkt hierbij ook nog op dat het met Z overeengekomen gebruik en de instandhouding van het platform technische en administratieve voorzieningen vormen die het X bv mogelijk maken haar beursactiviteiten te kunnen uitvoeren. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11