Hof Amsterdam oordeelt dat X bv de btw-vrijstelling voor beleggingsinstellingen niet kan toepassen. X bv concurreert namelijk niet met ICBE-instellingen en heeft meer de kenmerken van een stimuleringsfonds dan van een beleggingsfonds.
Belanghebbende, X bv, is een financiële holding en neemt deel in Bulgaarse startende ondernemers. Zij verwerft dan altijd 8% van de aandelen in de ondernemers. De deelnemingen worden na een periode van één tot drie jaren vervreemd. Het Bulgaarse C, dat 1% van de aandelen in X bv houdt, is bestuurder van X bv en verricht beheersdiensten voor haar. De btw-heffing over de door C in rekening gebrachte vergoeding is naar X bv verlegd. X bv geeft echter geen btw aan. Volgens de inspecteur is X bv btw verschuldigd en hij legt daarom btw-naheffingsaanslagen op aan X bv. X bv stelt dat de btw-vrijstelling voor beleggingsinstellingen van toepassing is. Hierbij is niet in geschil dat X bv geen ICBE is.
Hof Amsterdam oordeelt dat X bv de btw-vrijstelling voor beleggingsinstellingen niet kan toepassen. Volgens het hof concurreert X bv namelijk niet met ICBE-instellingen. Ook vertoont X bv onvoldoende gelijkenis met ICBE-instellingen. Het hof overweegt daarbij dat X bv meer de kenmerken heeft van een stimuleringsfonds dan van een beleggingsfonds. Het primaire doel van X bv is namelijk niet gericht op het, via het aan- en verkopen van activa, behalen van (een zo gunstig mogelijk) rendement, maar op het ondersteunen van jonge innovatieve ondernemers in Bulgarije bij de startup van hun bedrijf. Verder is van belang dat X bv haar aandelen consequent verkoopt na een periode van twee tot drie jaren, zelfs als dit verliesgevend is. Er is dan geen sprake van rechtstreekse concurrentie met beleggingsinstellingen en de btw-vrijstelling is niet van toepassing. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Diverse btw-vrijstellingen onder de loep
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11