A bv houdt zich bezig met esthetische tandheelkunde en tandtechniek. De activiteiten bestaan onder meer uit het uitvoeren van bleekbehandelingen en het plaatsen van facings. Een facing is een schildje van composiet of porselein dat semi-permanent over de tand wordt geplakt. In geschil is of het bleken en het plaatsen van facings is vrijgesteld van omzetbelasting (art. 11-1-g Wet OB 1968). A bv heeft zelf geen medici in dienst. Tandartsen en orthodontisten voor onder meer de intakegesprekken worden zonodig ingehuurd. Rechtbank Haarlem oordeelt dat het cosmetische doel van gebitsreiniging voor de modale consument voorop staat. Slechts bij zeer ernstige verkleuringen en/of afwijkingen met daardoor een zware psychische belasting zou een medische indicatie kunnen bestaan. X bv maakt deze gevallen echter niet aannemelijk. De intakegeprekken zouden wel onder de vrijstelling kunnen vallen. Deze gaan in casu echter op in de hoofdprestatie. A bv gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat het bleken geen gezondheidskundige verzorging is, ondanks diverse door A bv overgelegde verklaringen van tandartsen en de omstandigheid dat haar diensten geheel of gedeeltelijk door een of meer ziektekostenverzekeraars worden vergoed. Op de website van A bv wordt namelijk eerst en vooral de nadruk legt op de mogelijkheid een ‘perfect smile' te verwerven: een zuiver cosmetisch doel. Dit geldt eveneens voor het plaatsen van de facings. Het beroep van A bv is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11