Belanghebbende, X, verzorgt in 2008 de opvang van twee kleinkinderen. Van haar dochter ontvangt zij hiervoor – via tussenkomst van gastouderbureau A – een vergoeding van € 5750,40 die zij na aftrek van kosten opgeeft als resultaat uit overige werkzaamheden. In een brief kondigt de Belastingdienst/Toeslagen aan dat de dochter de ontvangen kinderopvangtoeslag zal moeten terugbetalen, dit vanwege fraude bij A. In een zaak van een andere gedupeerde van A heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat de terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen terecht is (Raad van State 19 februari 2012, nr. 201201769/1/A1, LJN: BY6772). X stelt dat zij zich genoodzaakt ziet de gastoudervergoeding terug te betalen indien de kinderopvangtoeslag bij de dochter wordt teruggevorderd. In geschil is of X, als zij namens haar dochter (een deel van) de kinderopvangtoeslag over 2008 terugbetaalt, recht heeft op aftrek van kosten op haar inkomen over 2008. Rechtbank Breda beantwoordt deze vraag ontkennend.
Hof 's-Hertogenbosch bevestigt de beslissing van Rechtbank Breda dat X de voor haar dochter terugbetaalde kinderopvangtoeslag niet in mindering kan brengen op haar inkomen. De rechtbank heeft op goede gronden een juiste beslissing genomen, aldus het hof. Het hof verwerpt de stelling van X dat de wetgeving op dit gebied onredelijk is. De rechter is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen (art. 11 Wet ab).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 12 april