X dient op 16 september 2022 de aangifte IB/PVV 2021 in. De primitieve aanslag wordt op 28 december 2022 vastgesteld op een belastbaar inkomen van € 25.076. Op 9 februari 2023 dient X een herziene aangifte in, waarin het belastbaar inkomen wordt verhoogd naar € 26.648. De Belastingdienst beschouwt deze herziene aangifte als een verzoek om navordering en legt op 1 april 2023 een navorderingsaanslag op. X maakt bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, waarna de Belastingdienst het belastbaar inkomen vermindert tot € 25.531. X stelt beroep in tegen de uitspraak op bezwaar en verzoekt tevens om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. In geschil is of het correctiebeleid van de Belastingdienst van toepassing is op de navorderingsaanslag en of X recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het correctiebeleid niet van toepassing is wanneer de belastingplichtige zelf om navordering verzoekt. De rechtbank stelt dat er geen sprake kan zijn van een overschrijding van de irritatiegrens, omdat X zelf de initiële stap heeft gezet die tot navordering heeft geleid. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat X geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat er geen sprake is van een onrechtmatigheid aan de kant van de Belastingdienst. De navorderingsaanslag is opgelegd conform de door X ingediende herziene aangifte, waardoor de Belastingdienst niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 11 maart
Informatiesoort: VN Vandaag