Belanghebbende, X bv, keert in februari 2012 een bonus van € 612.155 uit aan haar dga. Het reguliere loon van de periode vóór 18 juli 2012 bedraagt € 239.298, en van de periode na 17 juli 2012 € 177.017. X draagt over het tijdvak maart 2013 € 140.555 aan pseudo-eindheffing hoog loon af. X bv is het niet eens met deze heffing.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de pseudo-heffing hoog loon ten onrechte is berekend over de bonus die in februari 2012 is betaald. De rechtbank overweegt daarbij dat het Begrotingsakkoord, dat op 26 april 2012 is gesloten, de eerste aanwijzing was op grond waarvan inhoudingsplichtigen zouden kunnen voorzien dat de wetgever zou overgaan tot een 'crisisheffing'. De rechtbank wijst er vervolgens nog op dat de verschuldigdheid van de crisisheffing enkel is ontstaan door het van kracht worden van de wettelijke bepaling van artikel 32bd van de Wet LB. Volgens de rechtbank is er dan, ten tijde van de uitbetaling van de bonus in februari 2012, geen sprake van voorzienbaarheid met betrekking tot de crisisheffing en is er in zoverre sprake van het doorbreken van de 'fair balance'. De rechtbank is dan ook van mening dat de heffing moet worden verminderd met het bedrag van € 97.945, dat is voldaan over de bonus uit februari 2012 (16% van € 612.155). De rechtbank is verder van mening dat de wetgever de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden door de crisisheffing te berekenen over het in het kalenderjaar 2012 genoten loon. Ook is de wetgever volgens de rechtbank niet buiten de hem toekomende beoordelingsvrijheid getreden door de crisisheffing alleen te beperken tot inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. Daarbij acht de rechtbank van belang dat er sprake is van een eenmalige loonsomheffing.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bd
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 5 december