Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X BV als inlener niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht en dus verwijtbaar heeft gehandeld. Zij is daarom terecht aansprakelijk gesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X BV maakt en verkoopt prefab bouwproducten. X BV heeft zelf geen eigen personeel. De werknemers die via een uitzendbureau bij haar worden ingezet, zijn eerder in dienst geweest van een rechtsvoorganger van X BV. Het uitzendbureau gaat failliet, waardoor diverse naheffingsaanslagen LB en BTW onbetaald blijven. In geschil is of X BV hiervoor terecht aansprakelijk is gesteld. Volgens Rechtbank Gelderland was X BV zich bewust van de risico’s van het inlenerschap. Er is echter niet om nakoming verzocht van de in het inlenerscontract opgenomen vrijwaringen, zoals het openen van een G-rekening en het overleggen van verklaringen omtrent het betalingsgedrag. X BV kan zich dus niet disculperen. X BV gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2023/10.1.5) oordeelt dat X BV als inlener niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen en dus verwijtbaar heeft gehandeld. Zij is daarom terecht aansprakelijk gesteld. Ten overvloede overweegt het hof dat het uitzendbureau zelf ook verwijtbaar heeft gehandeld. X BV stelt vergeefs dat er een hoog onvoorzien ziekteverzuim was, omdat er geen risicobeperkende maatregelen zijn genomen. Er waren geen reserveringen voor zieke werknemers en er was geen toereikende administratie. Het beroep van X BV is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 34

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Invordering

Editie: 4 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

114

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen