Rechtbank Rotterdam beslist dat sprake is van onredelijk gebruik van de doorzendplicht. Het beroep is, vanwege niet-verschoonbare termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk.

Op 22 mei 2017 maakt belanghebbende, X, bezwaar tegen de aanmanings- en betekeningskosten van de aanslagen waterschapsbelastingen. Het bezwaar wordt op 8 juli 2017 ongegrond verklaard. Op 9 maart 2018 stuurt de inspecteur de stukken door aan de rechtbank. Het betreft onder andere een e-mailbericht van de gemachtigde van X aan de inspecteur van 10 juli 2017 dat als beroepschrift is aangemerkt. In de e-mail wordt de inspecteur verzocht 'dit schrijven als beroepschrift aan te merken en tot doorzenden aan de Rechtbank Rotterdam over te gaan'. Het beroepschrift is buiten de termijn door de rechtbank ontvangen. In geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Volgens Rechtbank Rotterdam is er sprake van kennelijk onredelijk gebruik van de doorzendplicht. De gemachtigde wist dat tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij Rechtbank Rotterdam moest worden ingesteld. Een vergissing is uitgesloten. Er is sprake van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De inspecteur was daarom niet gehouden het beroepschrift door te zenden aan de rechtbank. Het beroep van X is vanwege niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 28 augustus

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen