Hof Den Haag oordeelt dat de echtgenote van X, woonachtig op de Filipijnen, niet kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Hierdoor kan het heffingvrije vermogen in box 3 van de echtgenote niet bij X in aanmerking worden genomen.

X is gehuwd met een vrouw woonachtig op de Filipijnen. Voor de jaren 2012 tot en met 2014 is rekening gehouden met het huwelijk, waardoor het heffingvrije vermogen van zijn echtgenote bij X in aanmerking is genomen. Door de wijziging van de regeling met ingang van 1 januari 2015 kan de echtgenote niet worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Hierdoor kan het heffingvrije vermogen van de echtgenote niet bij X in aanmerking worden genomen. In geschil is of X recht heeft op het in aanmerking nemen van het heffingsvrije vermogen van zijn echtgenote en of de regeling in art. 7.8 lid 6 Wet IB 2001 in strijd is met art. 1 EP, art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR.

Hof Den Haag oordeelt dat de echtgenote van X niet kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Hierdoor kan het heffingvrije vermogen in box 3 van de echtgenote niet bij X in aanmerking worden genomen. De regeling in art. 7.8 lid 6 Wet IB 2001 is niet in strijd met art. 1 EP, art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt omdat de toepassing van het heffingvrije vermogen van de echtgenote bij X verband houdt met de keuze voor een behandeling als binnenlandse belastingplichtige. Die keuzeregeling is met ingang van 1 januari 2015 vervallen. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 7 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen