De inspecteur legt IB-navorderingsaanslagen 2010 en 2011 op aan belanghebbende, X. Uit een door de Belastingdienst uitgevoerd derdenonderzoek bij het A-concern blijkt namelijk dat inkomsten heeft ontvangen via A-1 Ltd., een Maleisische vennootschap van het A-concern dat een technisch detacheringsbureau in de olie- en gasindustrie exploiteert. Uit het onderzoek blijkt verder dat X betalingen van A-1 Ltd. heeft ontvangen op een Belgische bankrekening. Deze betalingen zien op werkzaamheden die X in 2010 in Oman en Duitsland, en in 2011 in Duitsland en Rusland heeft verricht. X stelt dat voor 2010 sprake is van een dubbeltelling en voor 2011 dat de betalingen zijn verricht door een Duitse vaste inrichting, zodat Nederland niet heffingsbevoegd is.
Hof Den Haag oordeelt dat geen sprake is van een dubbeltelling. Het bedrag van € 10.000 waar X op doelt is niet reeds in 2010 in de IB-aangifte opgenomen. Het bedrag is terecht in aanmerking genomen als beloning voor in Duitsland verrichte werkzaamheden. Het bedrag van € 10.000 met de omschrijving D Frankrijk in de IB-aangifte 2010 is op geen enkele wijze te herleiden tot de werkzaamheden in Duitsland. Verder is ook van belang dat X zijn stellingen niet heeft onderbouwd. Voor 2011 geldt dat de inspecteur het inkomen van X ook terecht heeft gecorrigeerd. A-1 Ltd. heeft namelijk geen vaste inrichting in Duitsland. X heeft zijn stelling dat daarvan sprake is niet onderbouwd en heeft slechts blote stellingen ingebracht.
Wetsartikelen:
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Editie: 14 maart
Informatiesoort: VN Vandaag