Eiser ontvangt een naheffingsaanslag parkeerbelasting en laat zich bijstaan door gemachtigde X. De naheffingsaanslag heeft als dagtekening 2 november 2020. X dient op 9 december 2020 een bezwaarschrift in, maar draagt geen gronden aan. De heffingsambtenaar vraagt op 5 januari 2021 om een ondertekende machtiging. Op 8 maart 2021 stelt X de gemeente in gebreke. Per e-mail van 11, 16 en 22 maart 2021 vraagt de heffingsambtenaar X de gronden van het bezwaar aan te vullen. Op 25 maart 2021 vult X de gronden aan en stuurt hij de nieuwe machtiging. Op die dag verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond en vernietigt de naheffingsaanslag. X eist een dwangsom, omdat de heffingsambtenaar niet tijdig heeft beslist.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar geen dwangsom is verschuldigd. De beslistermijn van 25 januari 2021 moet namelijk worden opgeschort met de periode totdat X het verzuim heeft hersteld. Dat is in dit geval 25 maart 2021. X vulde op die dag zijn gronden aan en verstrekte een nieuwe machtiging. Op diezelfde dag deed de heffingsambtenaar uitspraak. De heffingsambtenaar is geen dwangsom verschuldigd, omdat zij tijdig heeft beslist.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:10
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 juni