Aan de heer X is in 2007 een ib/pvv-aanslag over 2004 opgelegd. Eind 2009 gaat X hiertegen in bezwaar en verzoekt de inspecteur tevens om het inkomen van 2004 ambtshalve te verminderen. Op 12 februari 2010 stelt X de inspecteur in gebreke. Hierbij stelt X dat als de brief niet binnen twee weken wordt afgehandeld, een dwangsom zal worden verbeurd. In september 2010 verklaart de inspecteur het bezwaar van X niet-ontvankelijk, doch komt in oktober 2010 ambtshalve wel volledig aan het bezwaar tegemoet. In geschil is of de inspecteur terecht heeft geweigerd aan X een dwangsom toe te kennen.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X de inspecteur met betrekking tot het verzoek om ambtshalve vermindering prematuur in gebreke heeft gesteld. De beslistermijn voor een dergelijk verzoek is namelijk acht weken. Deze termijn eindigde dus pas op 25 februari 2010. Los hiervan heeft te gelden dat tegen een ambtshalve vermindering geen rechtsmiddel kan worden ingesteld en dat het voorts de vraag is of wel sprake is van een beschikking op aanvraag als bedoeld in art. 4:17 Awb. Met betrekking tot de beslissing op bezwaar heeft te gelden dat geen dwangsom is verschuldigd als de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk is. X heeft de niet-ontvankelijkheidsverklaring niet aangevochten, zodat deze beslissing inmiddels onherroepelijk is komen vast te staan. Het beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 28 december