X is eigenaar van vijf woningen in de gemeente Rotterdam. In geschil is de WOZ-waarde van de woningen en de vraag of de heffingsambtenaar dwangsommen verschuldigd is.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar geen dwangsommen verbeurt voor het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij na ontvangst van de ingebrekestelling binnen twee weken alsnog uitspraak op bezwaar heeft gedaan en deze uitspraken ook tijdig heeft verzonden. Dat de uitspraken in strijd met art. 6:17 Awb niet zijn verzonden naar de gemachtigde van X en daardoor niet op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt, doet aan het voorgaande niet af (vgl. HR 25 oktober 2013, nr. 13/00734, V-N 2013/53.6). Het hof oordeelt verder dat de WOZ-waarde van drie woningen van X eerder te laag dan te hoog is vastgesteld. De waarde van een andere woning is niet langer in geschil en met betrekking tot de laatste woning is het bezwaar van X niet-ontvankelijk. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 4:17 en 6:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 6 mei