Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen dwangsom toekomt nu de gemeente binnen de wettelijke termijn heeft beslist op de bezwaren van X. 

De heffingsambtenaar van de gemeente Groningen vordert op 16 maart 2013, 17 april 2013 en 8 mei 2013 havengeld van belanghebbende, X. Tegen deze heffingen maakt X tijdig bezwaar. Op 12 juli 2013 meldt X dat de wettelijke termijnen voor het beslissen op bezwaar zijn verstreken. Op 25 september 2013 vermindert de heffingsambtenaar de bedragen aan havengeld en kent hij X een dwangsom toe van € 1260. In geschil is of X driemaal een bedrag van € 1260 toekomt wegens overschrijding van de beslistermijn. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de dwangsomregeling van art. 4:17 Awb niet van toepassing is en verklaart het beroep van X ongegrond.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen dwangsom toekomt nu de gemeente binnen de wettelijke termijn heeft beslist op de bezwaren van X. Op grond van art. 236 lid 2 Gemeentewet geldt voor gemeentelijke heffingen een verlengde beslistermijn. Deze termijn was nog niet verstreken toen de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar deed. De gemeente had dus geen dwangsom hoeven toekennen, laat staan driemaal. De rechtbank heeft, zij het op onjuiste gronden, een juiste beslissing genomen door het beroep van X ongegrond te verklaren.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:10-1

Gemeentewet 236-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 23 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen