Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag erfbelasting. X stelt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de SW 1956 ook moet gelden voor verkrijgingen in de privésfeer. Het bezwaar van X wordt door de inspecteur aangewezen als massaal bezwaar. Nadat de Hoge Raad op 22 november 2013 (V-N 2013/59.21) heeft geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, doet de inspecteur op 4 december 2013 collectief uitspraak op alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften (V-N 2013/64.17). Per brief van 7 januari 2014 stelt X de inspecteur in gebreke wegens het niet doen van uitspraak op bezwaar.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 18 maart 2016, 14/01059, V-N Vandaag 2016/1578) oordeelt in navolging van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat X niet in aanmerking komt voor een dwangsom wegens niet tijdig beslissen door de inspecteur. Het hof oordeelt dat het bezwaar onder de regeling van massaal bezwaar valt. De inspecteur heeft tijdig collectief uitspraak op bezwaar gedaan op alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften, waaronder dat van X. Nadat X heeft verzocht om een individuele uitspraak op bezwaar, heeft de inspecteur binnen zes weken individueel uitspraak gedaan. De inspecteur is dus niet in gebreke. Het hof is van oordeel dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet van toepassing is. De vraag of X, gelijk de Koning, dient te worden vrijgesteld voor de heffing van erfbelasting, kan naar het oordeel van het hof niet in beroep en hoger beroep aan de orde komen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 november