X bv (belanghebbende) exploiteert een technisch tekenbureau. De heer A is haar directeur-enigaandeelhouder (dga). Twee zoons van A maken ook deel uit van het personeel. In 2006 verzoekt X bv om als eigenrisicodrager te worden aangemerkt. Ofschoon een reactie van de inspecteur uitblijft, houdt X bv geen gedifferentieerde premie WAO/WGA in en draagt deze ook niet af. Jaarlijks zijn aan X bv beschikkingen gedifferentieerde premie WAO en WGA afgegeven. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt. Na een boekenonderzoek in 2010 worden diverse naheffingsaanslagen aan X bv opgelegd. In geschil is of X bv eigenrisicodrager is en of de zoons van A verzekeringsplichtig voor de werknemersverzekeringen zijn. Rechtbank 's-Gravenhage vernietigt de verzuimboetes en vermindert de heffingsrente. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (MK III, 22 mei 2013, BK-12/00573 t/m 12/00576, V-N Vandaag 2013/1754) oordeelt dat bij gebreke van door X bv te stellen bijkomende feiten en/of omstandigheden, het op zich verwijtbaar niet reageren door de inspecteur niet als een bewuste standpuntbepaling heeft te gelden. Het maakt niet uit dat ten aanzien van één van de gewone werknemers zich een eigen risico heeft voorgedaan en dat X bv de kosten daarvan zelf heeft gedragen. Niet in geschil is voorts dat X bv niet aan de wettelijke eisen van het eigenrisicodragerschap voldoet. Aangezien de zoons van A verzekeringsplichtig zijn voor de werknemersverzekeringen, is het beroep van X bv ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 40
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Premieheffing
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 juni