De heer X handelt in auto's en repareert deze later ook. In geschil is de IB-aanslag over 2002, alsmede de vergrijpboete. Rechtbank Breda vermindert de aanslag en verlaagt de boete tot € 170.000. Volgens Hof 's-Hertogenbosch hoefde de inspecteur niet te voldoen aan het verzoek van X om een derde hoorgesprek. De boete wordt verder verlaagd tot € 153.000. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur X niet de gelegenheid hoefde te bieden voor een derde hoorgesprek over de omzetcorrectie wegens negatieve kassen. Het oordeel van het hof dat na de twee eerdere hoorgesprekken daarover geen feiten en omstandigheden bekend zijn geworden, die van aanmerkelijk belang konden zijn voor de te nemen beslissing op het bezwaar, geeft geen blijk van een onjuiste opvatting van art. 7:9 Awb. Dat oordeel kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is evenmin onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van X is gegrond gelet op rechtsoverwegingen 3.2.3, 3.4 en 3.7 van het samenhangende arrest nr. 12/00606. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:9