X is uitgezonden naar Turkije en Italië. In 2017 keert hij met zijn echtgenote terug naar hun woning in Nederland. De uitwonende dochter bewoont de woning van 10 maart 2014 tot en met 7 mei 2014, in afwachting van haar stage in Suriname. X merkt de woning in de jaren 2014 en 2015 aan als eigen woning in de zin van art. 3.111 lid 6 Wet IB 2001. Volgens de inspecteur valt de woning vanaf 10 maart 2014 in box 3. In hoger beroep is in geschil of de woning ook na 10 maart 2014 als eigen woning kwalificeert.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X de woning vanaf 10 maart 2014 ter beschikking stelt aan een derde, zodat de woning sindsdien niet meer kwalificeert als eigen woning. De woning is ook vanaf 10 maart 2014 een eigen woning als (1) de dochter tijdens haar studie (tevens) tot X' huishouden is blijven behoren of (2) de dochter na terugkeer naar het ouderlijk huis op 10 maart 2014 weer tot X' huishouden is gaan behoren. Hiervan is geen sprake. Anders dan de Rechtbank acht het Hof de financiële afhankelijkheid van de dochter en de hechte familierelatie geen doorslaggevende omstandigheden om tot een ander oordeel te komen. De dochter is daarmee een derde. Als gevolg daarvan is artikel 3.111 lid 6 Wet IB 2001 vanaf 10 maart 2014 niet langer van toepassing.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 december