Belanghebbende, X, drijft in firmaverband een coffeeshop. Naar aanleiding van een boekenonderzoek en waarnemingen ter plaatse wordt de omzet van de coffeeshop over de jaren 2011 tot en met 2016 gecorrigeerd. Dit leidt tot correctie van de aangiften IB/PVV. In geschil zijn de als gevolg daarvan opgelegde aanslagen en vergrijpboetes. De rechtbank beslist dat de inspecteur geen feiten en omstandigheden aannemelijk maakt die zijn stelling onderbouwen dat X zowel in absolute als in relatieve zin aanzienlijk te lage aangiften heeft gedaan. De aanslagen worden verminderd en de boetebeschikkingen vernietigd. De inspecteur komt in hoger beroep.
Hof Den Haag beslist dat X en zijn medevennoot niet gebonden zijn aan het op de zitting van 27 juli 2021 met de inspecteur bereikte compromis. X beroept zich terecht op het in paragraaf 26 onderdeel 8 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht neergelegde beleid betreffende de redelijke bedenktijd. Volgens het hof heeft X de inspecteur binnen die redelijke bedenktermijn gemeld af te zien van de overeenkomst. Het hof beslist vervolgens, anders dan de rechtbank, dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De gebreken in de administratie zijn van zodanige aard en omvang dat de administratie niet aan de eisen voldoet en niet kan dienen als grondslag voor de winstberekening. De aanslagen blijven deels in stand en worden deels verminderd conform de gemotiveerde redelijke schatting van de inspecteur. De boetes worden gematigd in het kader van het proportionaliteitsbeginsel.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 16 november