Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat stichting X niet financieel verweven is met de stichtingen A, B en C.
Stichting X geeft basisonderwijs in afzonderlijke scholen. Stichting A houdt zich bezig met kinderopvang gedurende een deel van de dag. Stichting B biedt tussenschoolse opvang aan leerlingen in het basisonderwijs om de middagpauze onder toezicht door te brengen. Stichting C beheert en exploiteert gelden, bedrijfsmiddelen en onroerende zaken voor stichting B, stichting C en toekomstige gelieerde stichtingen. Per 17 oktober 2014 vormen de stichtingen A, B en C een fiscale eenheid BTW. Zowel het bestuur, als de leden van de raad van toezicht van de stichtingen X, A, B en C bestaat uit dezelfde personen. In de statuten van de stichtingen X, A, B en C staat dat overtollige middelen alleen ten goede mogen komen aan de doelstelling van de betreffende stichting. In geschil is of stichting X tot de fiscale eenheid BTW met de stichtingen A, B en C behoort.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat stichting X niet aannemelijk maakt dat zij financieel is verweven met de stichtingen A, B en C. Vanwege het feit dat de stichtingen de eventuele overtollige middelen alleen mogen gebruiken voor de doelstelling van de betreffende stichting, is de financiële relatie tussen de stichtingen X, A, B en C niet zodanig dat door gebruikmaking van de onderlinge zeggenschapsrechten de financiële posities van de stichtingen in een gewenste onderlinge verhouding kunnen worden gebracht. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 20 juni
Informatiesoort: VN Vandaag