X koopt in 2013 een lijfrentepolis af. De afkoopwaarde van deze polis, die hij met ingangsdatum 1 augustus 1995 heeft afgesloten, bedraagt € 36.336. De inspecteur berekent over de afkoopwaarde € 10.813 aan revisierente (20% over de waarde in het economisch verkeer). In geschil is of de revisierente op het juiste bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of X voor het vaststellen van de revisierente gebruik kan maken van de tegenbewijsregeling van art. 30i AWR.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur de revisierente op het juiste bedrag heeft vastgesteld. X kan zich niet beroepen op de tegenbewijsregeling van art. 30i lid 3 AWR voor aanspraken die zijn bedongen minder dan 10 jaren voor het jaar waarin de negatieve persoonlijke verplichting wordt genoten. In dit geval is de tienjaarstermijn immers al verstreken. De rechtbank verwerpt het betoog van X dat de tegenbewijsregeling gedeeltelijk toegepast zou kunnen worden, namelijk voor de periode dat de polis binnen de tienjaarstermijn viel. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 14 maart