X heeft diverse fiscale beroepen lopen. In geschil is of de inspecteur ten aanzien van de gedingstukken terecht een verzoek tot geheimhouding doet. Het betreffen opmerkingen c.q. overwegingen van belastingambtenaren van strategische en persoonlijke aard, alsmede persoonsgegevens. Daarnaast heeft het verzoek betrekking op een intern formeelrechtelijk memo van de Belastingdienst van 14 mei 2020. Volgens de inspecteur zijn de weggelakte passages niet relevant voor X, in die zin dat zij geen verband houden met de procedures en/of niet relevant zijn voor de oordeelsvorming. De ongeschoonde versie wijkt echter tekstueel af van de geschoonde versie. Het memo is namelijk inmiddels aangepast/aangevuld en de geschoonde versie is van een latere datum dan de ongeschoonde versie.
De geheimhoudingskamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant weigert om zelf op zoek te gaan naar de precieze passages die zijn weggelakt en de inspecteur noemt ook geen enkel belang dat hij heeft voor geheimhouding, maar slechts redenen waarom X geen belang heeft bij kennisneming. Het belang van de inspecteur bij geheimhouding weegt dus niet aanzienlijk zwaarder dan het belang van X bij kennisneming van de ongeschoonde versie. Voor het overige wordt het verzoek tot geheimhouding wel gehonoreerd. Tegen deze beslissing kan slechts tegelijk met de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 januari