Belanghebbende, X, en haar echtgenoot drijven, in firmaverband, een administratie- en belastingadvieskantoor. Per 1 september 2010 verkoopt de firma een (groot) deel van haar cliëntenportefeuille en een (groot) deel van haar inventaris aan een derde (F). De inspecteur is van mening dat X haar onderneming heeft gestaakt en legt een IB-navorderingsaanslag op aan X.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X haar onderneming gedeeltelijk heeft gestaakt. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, stelt de rechtbank vast dat de omzetdaling er toe heeft geleid dat de firma, en daarmee de onderneming van X, binnen een kort tijdsverloop in belangrijke mate en duurzaam is ingekrompen. De rechtbank wijst er daarbij op dat X omzet heeft gegenereerd bij de achtergebleven klanten, en bij F. Er is dan geen sprake van een gehele staking van de onderneming. Het gelijk is aan X. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag.
Lees ook het thema Stakingswinst.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 4 oktober