X bv verhuurt circa 1100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten in Oost-Nederland. De geschatte waarde van dit vastgoed is € 10 miljoen. Alle aandelen zijn in handen van de heer Y en zijn echtgenote, A (mede-belanghebbende). In geschil is of het verzoek van de bv om toepassing van een geruisloze terugkeer (art. 14c Wet VPB 1969) per 1 januari 2015 terecht is afgewezen en in het bijzonder of de bv een materiële IB-onderneming drijft. In 2016 schenkt Y bij notariële akte aandelen aan twee dochters (zie nrs. 19/00059 en 19/00060). Volgens Rechtbank Gelderland behoort het adverteren, opmaken van huurovereenkomsten, onderhouden van contacten met huurders, innen van huren en (doen) uitvoeren van onderhoud tot normaal vermogensbeheer. Er is dus geen sprake van een materiële IB-onderneming. X bv, Y en A gaan in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat ondanks de omvangrijke vastgoedportefeuille en het professionele eigen beheer er geen materiële IB-onderneming is. Het maakt niet uit dat het beheer veel tijd kost, een actief huurdersbeleid wordt toegepast en dat de portefeuille steeds met nieuwe objecten wordt uitgebreid. Bovendien is niet aannemelijk dat wordt voldaan aan de ‘rendement-plus’-eis. Zo wordt het brutorendement herleid uit een beginvermogen van € 182.000, terwijl de waarde in het economische verkeer per 1 januari 2015 € 10 miljoen is. Het beroep van X bv, Y en A is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 11 mei