Hof Amsterdam oordeelt dat X, een zzp'er, in 2018 geen recht heeft op aftrek van huisvestingskosten. X wordt niet ongelijk behandeld ten opzichte van werknemers. De gerichte vrijstelling voor thuiswerkkosten voor werknemers is pas in 2022 ingevoerd.

Belanghebbende, X, drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak en heeft in 2018 een bedrag van € 1.000 aan huisvestingskosten afgetrokken van haar winst uit onderneming. De inspecteur heeft de aftrek van huisvestingskosten niet gehonoreerd. X stelt dat zij ten opzichte van werknemers ongelijk wordt behandeld, omdat werknemers tijdens de coronapandemie kosten voor thuiswerken vergoed konden krijgen. In geschil is of X op grond van het gelijkheidsbeginsel recht heeft op een gelijke behandeling als werknemers en dit haar recht geeft op een aftrek van huisvestingskosten.

Hof Amsterdam oordeelt dat X' beroep op het gelijkheidsbeginsel niet wordt gevolgd. Art. 31a lid 2 aanhef en onderdeel k Wet LB 1964, dat voorziet in een gerichte vrijstelling voor de vergoeding van bepaalde thuiswerkkosten, gold nog niet in het onderhavige jaar. Een verschil in behandeling tussen werknemers en X kan er vóór de inwerkingtreding van art. 31a lid 2 aanhef en onderdeel k Wet LB 1964 op 1 januari 2022 niet zijn geweest. Reeds op deze grond kan X aan die bepaling geen rechten ontlenen. Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Lees ook het thema Fiscale aspecten van de werkkamer thuis.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.16

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Inkomstenbelasting

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 21 mei

523

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen