Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat voor de BMW-oldtimer met een G2 LPG-installatie vergeefs een beroep op het vertrouwensbeginsel wordt gedaan. Het is jammer dat de toezegging van de Staatssecretaris van Financiën aan de autobranche uiteindelijk niet in de overgangsregeling is opgenomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is vanaf 26 april 2017 houder van een Daihatsu met een datum van eerste toelating van 5 december 1986, die op benzine rijdt. Voor de Daihatsu krijgt X voor het tijdvak 26 april 2017 tot en met 31 december 2017 een MRB-rekening van € 36. Deze rekening heeft X betaald. X is vanaf 4 juni 1992 houder van een BMW met een datum van eerste toelating van 19 mei 1984 die op LPG rijdt (geen G3-gasinstallatie). Voor de BMW gold aanvankelijk de oldtimervrijstelling die op 1 januari 2014 is vervallen. De MRB-rekening voor de BMW voor het tijdvak 19 februari 2017 tot en met 18 mei 2017 heeft X ook betaald. In geschil is of de MRB-rekeningen terecht en tot de juiste bedragen in rekening zijn gebracht. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat voor de Daihatsu al MRB door een andere belastingplichtige is voldaan en voor de BMW het lagere tarief voor benzine moet gelden in plaats van het hogere LPG-tarief.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2022/44.1.4) oordeelt dat de Daihatsu op 1 januari 2017 tot de bedrijfsvoorraad van een (auto)bedrijf behoorde, zodat die er geen MRB voor heeft betaald. X is door de inspecteur begunstigd, omdat niet het reguliere tarief van € 95 is toegepast, maar het bijzondere tarief van € 36 voor het tijdvak 26 april 2017 tot en met 31 december 2017. In het kader van de aanscherping van de oldtimervrijstelling en de overgangsregeling was aanvankelijk door de Staatssecretaris van Financiën ‘onder voorbehoud’ toegezegd dat voor auto’s met een LPG-installatie die uiterlijk één jaar na de datum van eerste toelating was ingebouwd, het benzinetarief zou gaan gelden. Het is jammer voor X dat dit uiteindelijk niet in de overgangsregeling is opgenomen, maar hij beroept zich dus vergeefs op het vertrouwensbeginsel. Met de G2 LPG-installatie voldoet de BMW niet aan de overgangsregeling, zodat terecht MRB naar het hoge LPG-tarief in rekening is gebracht. X' beroep is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 84a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 juni

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen