De moeder van belanghebbende, X, woont in Marokko en lijdt aan suikerziekte. X heeft vanaf de aangifte ib/pvv over het jaar 2006 jaarlijks bedragen in de aangiften opgevoerd als gift. Tot en met de aangifte ib/pvv 2010 is de giftenaftrek gevolgd door de inspecteur. Ook in zijn aangifte voor het jaar 2011 brengt X een bedrag van € 3200 als periodieke gift aan zijn gehandicapte moeder in aftrek. De inspecteur accepteert de aftrek voor dit jaar echter niet. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam beslist dat X geen recht heeft op de giftenaftrek. De bedragen kunnen ook niet worden aangemerkt als een onderhoudsverplichting omdat de moeder van X een bloedverwant in de rechte lijn is. Ook de regeling met betrekking tot specifieke zorgkosten sluit de aftrek van de uitgaven voor de moeder uit omdat de moeder niet inwonend is bij X. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van X wordt verworpen. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 6.43
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32
Wet inkomstenbelasting 2001 6.16