Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X niet in aanmerking komt voor de heffingskorting voor durfkapitaal aangezien de leningen niet aangemerkt kunnen worden als directe beleggingen in durfkapitaal als bedoeld in art. 5.17 Wet IB 2001.

Belanghebbende, X, leent in maart 2000 bedragen van f 140.000 (€ 63.529) en f 60.000 (€ 27.226) uit aan ondernemers. In geschil is of X voor deze leningen recht heeft op de heffingskorting voor durfkapitaal.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X niet in aanmerking komt voor de heffingskorting voor durfkapitaal aangezien de leningen niet aangemerkt kunnen worden als directe beleggingen in durfkapitaal als bedoeld in art. 5.17 Wet IB 2001. Niet voldaan wordt aan de voorwaarden van art. 32 van de Uitvoeringsregeling IB 2001 nu een rentepercentage is vergoed dat boven de wettelijke rente ligt (5,06% in plaats van 4%) en in de leningsovereenkomsten een bepaling ontbreekt dat de leningen niet zijn gefinancierd met geleend geld. Op grond van het voorgaande komt X niet in aanmerking voor de heffingskorting. Het feit dat de inspecteur de leningen jarenlang wel heeft aangemerkt als vrijgestelde bezittingen in box 3 en de heffingskorting telkens (met uitzondering van het jaar 2005) heeft verleend, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aan de schending van de hoorplicht verbindt de rechtbank geen gevolgen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 32

Wet inkomstenbelasting 2001 8.20

Wet inkomstenbelasting 2001 5.17-1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 3 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen