Aan de heer X is een IB-aanslag over 2008 opgelegd. Er is volgens X ten onrechte geen rekening gehouden met de alimentatie die in 2009 met terugwerkende kracht over 2008 is betaald. Rechtbank Arnhem stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep. De griffier nodigt X bij aangetekende brief uit voor de zitting. De griffier ontvangt de brief terug met de mededeling dat deze niet is afgehaald. Uit nader onderzoek blijkt dat X in de gemeentelijke basisadministratie wel stond ingeschreven op dat adres. X verschijnt niet op de zitting. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is er geen aanleiding om het vooronderzoek te heropenen, aangezien X is uitgenodigd op de bij de wet voorgeschreven wijze. X gaat in cassatie. De Hoge Raad (7 maart 2014, nr. 13/02216, V-N 2014/13.11) oordeelt dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Uit de uitspraak van het hof of uit de stukken van het geding blijkt namelijk niet dat na de terugontvangst van de brief en de adresverificatie de uitnodiging zo spoedig mogelijk nog een keer als gewone brief is verzonden (art. 8:38 lid 1 Awb). Volgt verwijzing. X verzoekt wegens ziekte steeds om uitstel van de zitting. Tweemaal is dat verzoek gehonoreerd.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het belang dat X heeft om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn minder zwaar weegt dan het algemene belang van een doelmatige procesgang. Er wordt wel geloof gehecht aan zijn verklaring dat hij - mede door behandelingen - beperkingen in zijn gezichtsvermogen heeft. Over zijn actuele situatie heeft X echter geen medische verklaring overgelegd. Mede daarom wordt geoordeeld dat het belang dat X heeft om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn minder zwaar weegt dan het algemene belang van een doelmatige procesgang. X is terecht niet gehoord door de inspecteur. In zijn bezwaarschrift heeft X namelijk niet verzocht om te worden gehoord. Ook heeft X niet gereageerd binnen de redelijke termijn die de inspecteur daartoe had gesteld. De in 2009 betaalde alimentatie is terecht niet in aftrek toegelaten in 2008. Over de premieheffing wordt overwogen dat X geen vertrouwen kan ontlenen aan de onjuiste berekening daarvan in het aangifteprogramma. De onjuiste berekening houdt verband met het feit dat X in 2008 65 jaar is geworden. Aan de berekening in het programma kan X geen rechten ontlenen. Ook voor het overige is het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 23 juli