Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur onrechtmatig heeft gehandeld door in het verzoek richting Jersey zonder redelijk vermoeden van schuld te stellen dat sprake is van ‘criminal tax matters’. De uit Jersey verkregen informatie mag daarom slechts worden gebruikt voor zover deze ziet op de periode vanaf 1 januari 2009.
X richt in 1985 een trust op naar het recht van het eiland Jersey die aldaar is gevestigd. Bij de (primitieve) IB-aanslagregeling over 2002 tot en met 2006 is het (geschatte) vermogen van de trust eerder ten onrechte toegerekend aan X (zie V-N 2013/9.11). In 2014 vraagt de Belastingdienst/Central Liaison Office (CLO) alsnog informatie op bij de fiscale autoriteiten van Jersey wegens mogelijke strafbare feiten van X. In geschil is of de inspecteur terecht informatiebeschikkingen oplegt ten behoeve van de (verlengde) IB-navordering vanaf 2002. Volgens Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur met succes dat de informatie uit Jersey hem niet eerder ter beschikking stond en dat ook niet kan worden uitgesloten dat X te kwader trouw is. X gaat in hoger beroep. Tegen zijn gemachtigde is inmiddels strafrechtelijke vervolging ingesteld. Zijn kantoor is doorzocht en er zijn dossiers in beslag genomen. X lijdt aan de ziekte van Alzheimer en is niet meer in staat de huidige procedure te begrijpen. Bij levenstestament is zijn gemachtigde aangesteld tot zijn algemeen gevolmachtigde.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur onrechtmatig heeft gehandeld door in het verzoek richting Jersey zonder redelijk vermoeden van schuld te stellen dat sprake is van ‘criminal tax matters’. De uit Jersey verkregen informatie mag daarom slechts worden gebruikt voor zover deze ziet op de periode vanaf 1 januari 2009. Hoewel de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan door niet eerder informatie uit Jersey op te vragen, mag hij wel vragen stellen die van belang zijn voor de vraag of X te kwader trouw is. De vragen in de informatiebeschikkingen worden – mede in het licht daarvan – opnieuw geredigeerd. Het beroep van X is gegrond. X vordert vergeefs een integrale proceskostenvergoeding van € 50.000. In afwijking van de forfaitaire vergoeding van proceskosten wordt € 7500 passend geacht. Hierin is ook een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn begrepen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 49
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 augustus