Hof 's-Hertogenbosch wijst het verzoek om herziening af. Er is geen sprake van nieuwe feiten die tot een andere uitspraak geleid zouden kunnen hebben.
X bv verhuurt een softwareapplicatie aan haar klanten. De rechten op deze applicatie berusten bij een oom van de dga van X bv. Volgens de inspecteur zijn de door X bv als licentievergoeding betaalde bedragen niet aftrekbaar. Hof 's-Hertogenbosch (24 november 2016, nrs. 15/00016 en 15/00191, V-N 2017/17.1.2) oordeelt dat er ten aanzien van de betaling van de licentievergoedingen aan de oom een reële verplichting bestaat en stelt de zakelijke vergoeding vast op 10% van de omzet. X bv gaat vervolgens in cassatie (Hoge Raad 4 mei 2018, nr. 17/00004, V-N 2018/27.10). Op 26 juli 2018 verzoekt X bv om herziening van de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch op het punt van de aftrek van de betalingen voor de licentievergoeding. Volgens X bv is het hof, bij zijn oordeel dat slechts 10% van de omzet aftrekbaar is, bij de interpretatie van een door haar ingebracht rapport uitgegaan van een evident foutieve uitleg.
Hof 's-Hertogenbosch wijst het verzoek om herziening af. Er is geen sprake van nieuwe feiten die tot een andere uitspraak geleid zouden kunnen hebben. Het rapport waar X bv zich op baseert behoort namelijk tot de processtukken waarop de uitspraak van het hof is gebaseerd. Verder wijst het hof er op dat X bv de zaak aan de Hoge Raad heeft kunnen voorleggen en ook gebruik heeft gemaakt van die mogelijkheid. In cassatie heeft de Hoge Raad de klacht van X bv over de schatting van de aftrekbare kosten afgewezen, zodat deze discussie is afgesloten.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:119
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 9 juli